zondag, november 27, 2005

De Burke Stichting staat paraat door Pieter VAN OS en Hubert SMEETS in De Groene Amsterdammer nr. 42 - 2005

Red. Agora Europae - Dit artikel plaatsen wij hier omdat enerzijds er aardige gelijkenissen lopen met de activiteiten destijds van SOS (zoals hieronder in andere artikelen beschreven), op het gebied van metapolitiek. Anderzijds, omdat de huidige politieke ontwikkelingen op 'rechts', rondom het 'Fortuynisme'(dat nieuwrechtse invloeden niet ontzegd kan worden, zie het Manifest voor Europees Herstel en Vernieuwing op de verwijzing 'Van Rechts Gezien') en andere nieuw-conservatieve krachten voor de inzet van de nieuwrechtse en identitaire visies van belang kunnen zijn.

De Burke Stichting staat paraat

Eind april 2005 schreef Bart Jan Spruyt in een interne beleidsnotitie dat de Edmund Burke Stichting zich moet voorbereiden op het moment dat «de ultieme provocatie of een crisis het systeem doet imploderen en on-gekende politieke ruimte schept». Op dat uur U zou de Burke Stichting dan als enig geloofwaardig alternatief «klaar» moeten staan. De toestand van Nederland volgens de «herstichte» Edmund Burke Stichting.

WASHINGTON/AMSTERDAM – In januari 2005 maakte kamerlid Geert Wilders een korte reis door de Verenigde Staten om in contact te komen met geestverwanten uit de Amerikaanse journalistiek, politiek en wetenschap. De reis was mede georganiseerd door directeur Bart Jan Spruyt van de Edmund Burke Stichting. De Amerikaanse multinational Pfizer gaf in New York ook acte de présence. Pfizer was toen een van de sponsors van de Edmund Burke Stichting, de conservatieve denktank die daarover discreet zweeg, totdat De Groene Amsterdammer vorige week de naam van Pfizer bekendmaakte.
Spruyt bevestigt nu ook dat het farmaceutische bedrijf zijn stichting in de loop der jaren heeft gesponsord, en wel met twee ton. In lijn met het officiële beleid van Pfizer wil hij echter geen concrete bedragen noemen.
Betrouwbare bronnen van De Groene Am sterdammer komen tot een andere cijfermatige opstelling dan Spruyt. Om precies te zijn: in 2001 (in februari dat jaar werd de Burke Stichting opgericht) betaalde Pfizer 15.000 dollar voor een lezing van de Britse conservatief Roger Scruton. In 2002 betaalde het bedrijf een zogeheten startsubsidie van 25.000 dollar. In 2003 volgde een bedrag van 121.000 dollar, in 2004 werd 145.000 dollar uitgekeerd en in 2005 is Pfizer met 125.000 dollar over de brug komen. Dat komt in totaal neer op 431.000 dollar, inderdaad iets minder dan de 460.000 die dit weekblad vorige week meldde.
Voor Spruyt (binnenkort onbezoldigd be stuurslid) is de belangstelling van Pfizer voor zijn reis naar de VS met Wilders nog steeds een aanwijzing dat het farmaceutische concern níet om politieke redenen de financiering van de stichting heeft gestopt. «Er is geen causale relatie. Als ik nu een voorstel zou indienen, en dat voorstel zou goed zijn, zou ik van Pfizer gewoon weer geld voor 2006 kunnen krijgen», aldus Spruyt. De officiële verklaring van Pfizer over de onderlinge verhoudingen verwijst immers niet expliciet naar Wilders als reden om de samenwerking te staken. «In alle landen waar wij zaken doen, proberen we het gezondheidszorgdebat te voeden, en als de Burke Stichting daartoe ook dit jaar opnieuw veelbelovende plannen heeft, zijn we zeker bereid die serieus in overweging te nemen», aldus de woordvoerder van het farmaceutische bedrijf. Maar sub rosa werd de breuk op de burelen van de multinational een tikje anders uitgelegd. «Wij financieren nooit denktanks met directe politieke banden», aldus een medewerker van Pfizer op basis van anonimiteit. «De Burke Stichting wilde iets anders dan wij. Het had geen zin meer onze samenwerking voort te zetten.»
Dat laatste spoort met het verschil van inzicht dat al eerder aan het licht was gekomen bij die bijeenkomst met Wilders en Spruyt in New York. Gary Rosen, redactiechef van het tijdschrift Commentary dat het initiatief daartoe had genomen, herinnert zich: «Onze verschillen van inzicht concentreerden zich op drie punten: islamisering, anti-immigratie beleid en de toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Op enkele studies en artikelen naar het opkomende antisemitisme in Frankrijk na schrijven wij weinig over die eerste twee onderwerpen. Toetreding van Turkije tot de EU is daarentegen juist erg belangrijk voor ons, Amerikaanse conservatieven. De modernisering van dat land – daarover bestaat binnen Amerikaanse conservatieve kring eigenlijk geen onenigheid – is enorm belangrijk, juist als tegengif voor de opkomst van radicaal-islamitische groeperingen. Maar de heer Wilders denkt daar anders over, en die ideeën beleeft hij vrij intens, begreep ik toen.»

In eigen kring in Nederland kreeg Spruyt in dezelfde periode ook steeds meer kritiek op zijn contacten met Wilders. Hoewel het bestuur hem daarover al in november, vlak na de moord op Theo van Gogh, had gekapitteld en er binnen de stichting de afspraak was ge maakt dat de directeur zich voortaan «anders» zou uiten, bleef hij «flirten» en manifesteerde hij zich ook veel directer in politieke zin. Zo verscheen Spruyt bij de televisieprogramma’s Barend & Van Dorp en Nova voor interviews die verder gingen dan het statutaire verspreiden van het conservatieve gedachtegoed. «Reden voor ons om te zeggen: zo kan dit niet langer», aldus toenmalig penningmeester Edwin van der Haar. Volgens hem vreesde het bestuur, dat «op afstand bestuurde», dat de stichting zo haar «onafhankelijkheid» zou verliezen.
Spruyt hield voet bij stuk. In het mei nummer van het Historisch Nieuwsblad onthulde hij publiekelijk zijn politieke am bities. In het essay De zuilen staan nog fier overeind schreef hij: «Conflicten en crises kunnen niet uitblijven. Die kunnen er – in theorie – toe leiden dat de bestaande partijen alsnog leergeld betalen, oude tegenstellingen overwinnen en zich manmoedig opstellen aan het front waar ze moeten zijn. Het kan ook zo zijn dat ze dat niet meer kunnen – vermoeid, inert, laf en in paniek als ze nog meer dan nu zullen zijn.»
In april had Spruyt deze analyse in een interne beleidsnotitie zelfs in veel krachtiger termen verwoord. Op de bestuursvergadering van zaterdag 23 april escaleerde het conflict tussen de directeur en het bestuur. Op vrijdag 22 april had voorzitter Peter Bouma, werkzaam bij de Rabobank, een gesprek onder vier ogen met Spruyt om af te tasten of de ophanden zijnde breuk nog was te lijmen. Spruyts ontslag was in aantocht. «Dat had te maken met het voortdurende geflirt van Spruyt met Wilders, maar ook met afspraken die werden geschonden of niet nagekomen. Ik vond dat we zo niet verder konden», aldus Bouma.
Tijdens dat gesprek op de 22ste overhandigde Spruyt Bouma zijn strategische notitie. De inhoud ervan kon het tij niet keren. De volgende dag stapte niet Spruyt op, maar vier van de vijf bestuursleden: te weten voorzitter Bouma (CDA) en de bestuursleden Jan Leendert van den Heuvel (SGP), Bas Wiegmans (CDA) alsmede Edwin van de Haar (VVD). De vier hadden geen vertrouwen meer in Spruyt, maar wilden ook geen openlijk conflict. Alleen Michiel Visser bleef zitten. De vergadering van zaterdag duurde een half uurtje. Nadat de jaarstukken waren vastgesteld, droegen de vier de stichting over aan Andreas Kinneging, de voormalige medewerker van het wetenschappelijk bureau van de VVD, die hij in 1999 verliet uit onvrede over het «surfplankliberalisme» en de «cultuurrelativist Hans Dijkstal». Dat Kinneging zich beschikbaar had gesteld, maakte een relatief geruisloze afhandeling mogelijk.

De vier bestuursleden lieten naderhand weten de Burke Stichting wegens «verschil van inzicht over de koers van de club» de rug te hebben toegekeerd. «Die notitie speelde geen rol in mijn beslissing op te stappen», aldus Bouma nu. «Maar ik heb er wel een mening over. Het idee voor een platform voor conservatisme heeft nog altijd mijn steun. Want zo goed gaat het niet met dit land. De meeste politici zijn inderdaad het contact met de burger kwijtgeraakt. Maar ik geloof niet dat het land zo ontwricht is dat het in de nabije toekomst in elkaar stort.»
De ineenstorting van Nederland? Jazeker. In zijn geheime notitie van eind april 2005, die dit weekblad heeft gelezen, preludeerde Spruyt op een implosie. «De afgelopen jaren is de kiem gelegd voor een organisatie die in Nederland tot een succesvolle en invloedrijke beweging kan uitgroeien», aldus Spruyt. «De stichting is blijkbaar sexier dan ooit.» Maar dat is niet genoeg. In het zicht van de fase die tussen nu en 2010 gaat komen, is er meer slagkracht van de gelederen nodig. De Burke Stichting moest volgens Spruyt niet alleen ambities hebben, maar ook instrumenten om die te realiseren. Een «sterk gevoel van urgentie» blijft noodzakelijk «omdat het in Nederland en Europa op essentiële punten niet goed gaat». Maar de effectiviteit van het public-policy- programma van de stichting dat het politieke klimaat met concrete studies wil beïnvloeden (de subafdeling die zich dit najaar zou afsplitsen in een nieuwe denktank European Independent Institute) laat te wensen over. Het programma richt zich op bestaande partijen en instituties, kortom, op de verkeerde doelgroep en kan dus niet genoeg «kritische massa» ontwikkelen.
Waarom te weinig kritische massa? Spruyt analyseerde de toestand in zijn vertrouwelijke nota van april zo: «Oude, irreële tegenstellingen worden nog altijd gekoesterd om het systeem van consensus en gepolder – de MPP (Monarchie en Politieke Partijen) – in stand te houden.»
Het begrip MPP ontleende Spruyt aan de naar zijn zeggen «briljante politiek filosoof ACP». ACP is een pseudoniem van een internetdebater die volgens zijn e-mailadres A.C. Postma heet. Spruyt zelf schreef ACP indachtig: «De gedachte dat het systeem van binnenuit kan worden hervormd – als die al ergens heeft bestaan – was in feite in strijd met een van de grondgedachten van ons Conservatief manifest en is dus ook illusoir gebleken. Onze hoop richtte zich op partijen als VVD en CDA. En alhoewel er met individuele kamerleden goede contacten bestaan, is het niet goed mogelijk gebleken om al dan niet vermeende conservatieve vleugels binnen die partijen zelfbewuster te maken en te versterken.»

Omdat de hoop op veranderingen binnen de gevestigde politieke partijen ijdel bleek en ook Wilders volgens de MPP-theorie zou kunnen worden ingekapseld, is een koerswending volgens Spruyt nu toch echt geboden. Die biedt ook perspectief. Want «tegelijk is duidelijk dat het bestaande systeem gedestabiliseerd is, en dat de revolte van Fortuyn slechts het begin van die destabilisatie markeert», aldus de directeur van de Edmund Burke Stichting (EBS). «Het is de taak van de EBS om klaar te zijn op het moment dat de ultieme provocatie of een crisis (economisch dan wel terroristisch) het systeem doet imploderen en ongekende politieke ruimte schept.» Hij vervolgt: «Met ‹klaar zijn› wordt hier bedoeld: het gedachtegoed (filosofisch en politiek) op orde hebben en de juiste mensen klaar hebben staan. Die mensen en dat gedachtegoed zullen na de paradigmawisseling als gevolg van crisis en/of provocatie het enige geloofwaardige alternatief zijn. Zolang die crisis of provocatie zich niet heeft voorgedaan, is het een zaak van levensbelang om een outsider te blijven, zonder enige concessie aan de MPP. (...) MPP’ers kunnen nooit een vitaal bestanddeel zijn van een beweging die zich moet profileren als oppositie van buitenaf.»
«Heel concreet betekent dit» dat er bij de Burke Stichting volgens Spruyt onder meer het volgende diende te gebeuren. Punt 1. De beïnvloeding van de publieke opinie «moet onverdroten worden voortgezet». Punt 2. «Building an army. De EBS moet meer dan voorheen in mensen investeren.» Kortom, extra mankracht en een «verplichtend» studieprogramma. En het laatste punt: «Er dient dreiging van ons uit te gaan. We moeten voor de MPP als een mysterie en imminent gevaar boven de politieke markt hangen. Dat kunnen we doen door van tijd tot tijd afgewogen betuigingen van inhoudelijke steun te geven aan politici die zich opstellen als oppositionele provocateurs en een onderdeel kunnen blijken te zijn van de trigger naar de verhoopte paradigmawisseling», aldus Spruyt.
Volgens hem moest daarom ook het budget tot 750.000 euro worden verhoogd. Dat geld is noodzakelijk om een leger te bouwen dat «klaar staat» na de verhoopte «paradigma wisseling». Bart Jan Spruyt: «De realisering van onze ambities vraagt om een begroting van structureel 500.000 à 750.000 euro per jaar. En dat vraagt weer om een energieke executive, loyale en hardwerkende medewerkers, een inhoudelijk sterk curatorium/bestuur, en een kring van ondernemende mensen die mee willen helpen e.e.a. financieel te faciliteren. Tegelijk biedt het feit dat wij nu op een kruispunt van wegen staan, de ultieme kans om enkele constitutionele kwesties op te lossen en onze stichting als het ware te herstichten.» Waarna Spruyt aan de vooravond van de bestuurs vergadering een aantal concrete voorstellen deed om de «weeffouten» te corrigeren. Kort samengevat kwamen ze erop neer dat de directie als executive alle uitvoerende macht moet krijgen, ook over een platform van ondernemers die fondsen moeten gaan werven, en dat het bestuur als een curatorium zal moeten functioneren. Dat zal bestaan uit «drie of vier conservatieven van onvervalste snit», die bij wijze van «checks and balances» alleen nog maar het «recht van amendement» hebben.

Een dag later kon Spruyt al aan deze strategie gaan werken, zonder de vier critici uit het ingekrompen bestuur, maar samen met de nieuwe voorzitter professor Andreas Kinneging uit Leiden. Kinneging verklaart nu desgevraagd dat hij het essay in het Historisch Nieuwsblad niet heeft gelezen. «Maar hem kennende was het vast een boeiend stuk», aldus Kinneging.
Dat budget van driekwart miljoen euro bleef vooralsnog achterwege. Maar vijf maanden nadat het bestuur op het door Spruyt gesignaleerde «kruispunt van wegen» was afgehaakt, besloot de «herstichte» Burke Stichting zich weer te gaan concentreren op haar «core business»: «Het bediscussiëren en uitdragen van de conservatieve filosofie.» Aan de «hybride» structuur kwam een einde door de breuk tussen de «hervormde» Burke Stichting en het nieuwe European Independent Institute, opgezet door twee voormalige medewerkers van de Burke Stichting.
Ideologisch passen beide denktanks slecht bij elkaar. De Burke Stichting heeft behalve op immigratie en de islamisering van Nederland de afgelopen jaren ook gewezen op het belang van sociaal-conservatieve waarden, vooral bij monde van voorzitter Andreas Kinneging. Spruyt zelf verdedigde vorige maand, naar aanleiding van de uitspraak van de Haagse rechtbank over subsidie voor de SGP, het recht van die SGP om vrouwen een andere positie toe te dichten dan gemeengoed is. Pfizer daarentegen financiert liever denktanks die zich voornamelijk richten op de promotie van verscheidene vormen van laissez-faire-liberalisme. Sander Boon van het European Independent Institute: «Die ideologische spagaat was lastig. Bij de Burke Stichting huisden twee zielen in één borst. Ik ben blij dat er met het ontstaan van het European Independent Institute nu helderheid is gekomen. Ik kom zelf van de libertaire Bastiat Stichting. Met die immate riële kwesties van Spruyt heb ik niet zo veel. Voor mij is het veel belangrijker dat een vrije economie aan de goede samenleving vooraf gaat.»
Spruyt zelf staat nog steeds achter zijn strategie. Hersticht gaat de Burke Stichting zijn notitie van april nu implementeren.




_______________________


Wie is ACP?
In de interne memo uit april 2005 wordt ACP opgevoerd als «één van de geestelijke vaders» van directeur Bart Jan Spruyt van de Edmund Burke Stichting. Eerder had hij Edmund Burke, Carl Schmidt en Alexis de Tocqueville aangewezen als geestelijke vaders. ACP is een blogger die zijn meningen wereldkundig maakt via de websites gunzilla.net en www.vrijedenkers.nl, onder meer over het systeem van «Monarchie en Politieke Partijen» (MPP). Blijkens zijn e-mailadres heet hij A.C. Postma.
In zijn strategische notitie verwijst Spruyt naar de volgende letterlijke tekst van ACP: «Alle ‹politieke partijen› in Nederland zijn... LINX en lopen aan het lijntje van de monarchie... ook de groep Wilders. En wel omdat zij zich allen.... hoe dan ook aan de MPP (moeten) conformeren. De enige vorm van legitieme politieke OPPOSITIE kan uitsluitend BUITENKAMERS plaatsvinden.» Spruyt concludeert op grond van dit citaat: «MPP’ers kunnen nooit een vitaal bestanddeel zijn van een beweging die zich moet profileren als oppositie van buitenaf.» Dat suggereert op z’n minst ook enige scepsis jegens Wilders.
Via zijn internetforum vroegen wij ACP, namens de oude negentiende-eeuwse antirevolutionaire theoreticus Groen van Prinsterer, om nadere onderbouwing van de MPP-theorie. ACP: «Het ‹waarom› is te vinden in het feit dat, naar mijn mening, de Nederlandse politiek al vanaf 1848, zuiver een degenererende incestueuze aangelegenheid is.» Overigens, voegde ACP toe, kon die hele MPP hem niet meer zo erg boeien, «omdat het wat de macht betreft volgens mij gaat uitlopen op een gemanipuleerd en gedwongen opgaan in das viertes Reich, oftewel Pleuropa. Men gaat met de eigen toko eenvoudig in een grotere winkelketen op en zal op den duur eigen karakter en bijzonderheden verliezen... Een soort auto-genocide.»


_______________________


Zoek de verschillen
Toon en woordgebruik van de interne notitie van Bart Jan Spruyt van de Edmund Burke Stichting doen denken aan die van Lenin. Bijvoorbeeld aan diens uit 1902 daterende Wat te doen, een standaard werk omdat het de basis zou worden voor de communistische partij die in 1917 de macht in Rusland veroverde. Volgens Lenin verkeerde de arbeidersbeweging begin twintigste eeuw in een fase die wordt gekenmerkt door «zwalkend legalisme». In Wat te doen kondigde hij de «liquidatie» van die fase aan. Enkele passages.
«Het proletariaat staat nog onmetelijk zwaardere beproevingen te wachten. (…) De elementaire opleving van de massa’s in Rusland geschiedde (en gaat verder) met zo’n snelheid, dat de jonge sociaal-democraten voor het vervullen van deze geweldige opgaven onvoorbereid zijn. (…) Om de arbeiders politieke kennis bij te brengen, moeten de sociaal-democraten afdelingen van hun leger naar alle kanten uitzenden. (…) Wanneer wij beginnen een stevige organisatie van revolutionairen op de been te brengen, dan zullen wij het weerstandvermogen van de beweging in haar geheel kunnen verzekeren. (…) Onze hoofdzonde in organisatorisch opzicht is: slap en weifelend in theoretische vraagstukken, met een enge horizon, meer gelijkend op een vakbondssecretaris dan op een volkstribuun, niet in staat tot het opstellen van een breed en stoutmoedig plan, dat ook de tegenstanders achting inboezemt. (…) Het is ons plan om een ‹geregeld beleg voor de vijandelijke vesting› te slaan, anders gezegd, om alle inspanning te richten op het bijeenroepen, organiseren en mobiliseren van een geregeld leger. (…) Daarom moet de hoofdzaak van de werkzaamheid van onze partijorganisatie bestaan uit arbeid die, zowel in een periode van sterke revolutionaire uitbarsting als in een periode van volledige stilstand, mogelijk en noodzakelijk is. (…) Juist dan ontwikkelen we de geschiktheid om de algemene politieke toestand op zijn juiste waarde te schatten en bijgevolg ook de geschiktheid om het voor de opstand passende ogenblik te kiezen. (…) Wij hebben de vaste overtuiging dat de Russische sociaal-democratie versterkt en volwassen uit de crisis te voorschijn zal komen en dat de achterhoede der opportunisten door de ware voorhoede van de meest revolutionaire klasse zal worden ‹afgelost›.»

donderdag, november 17, 2005

Nieuw-Rechts: Wel Rechts, Nauwelijks Nieuw door Koenraad ELST in The Brussels Journal, 14-11-2005

Vorige vrijdag vond in Antwerpen het jaarlijkse congres plaats van de Delta-Stichting, die ideologisch geklasseerd wordt als “nieuw-rechts”. Zij werd in 1979 opgericht als Vlaams filiaal van de Franse Groupement de Recherche et d’Etudes pour la Civilisation Européenne (GRECE), het spinnenweb rond de intellectuele veelpoot Alain de Benoist. In de titel van haar kwartaalblad TeKoS (Teksten, Kommentaren en Studies) voert zij trouwens het GRECE-logo: een Keltische “eeuwige knoop”. Mede-organisator van het congres was de jonge West-Vlaamse werkgroep Identiteit.

Het thema was: “Welk Europa morgen?” Het onderwerp is natuurlijk een evergreen, maar dit jaar was er een concrete aanleiding voor, namelijk het “mislukte” referendum over de EU-ontwerpgrondwet in Frankrijk en Nederland. De spreker die het dichtst bij dit onderwerp bleef, was Guido Naets, oud-perschef van het Europees parlement. Hij bekritiseerde de ondemocratische en zelfs volksverachtende manier waarop de Eurocratie haar wetgeving en integratieplannetjes oplegt. Voorbeeld bij uitstek is natuurlijk de toetreding van Turkije, goedgekeurd door de politici maar gegarandeerd kansloos bij referenda in eender welke lidstaat. Hoewel Naets destijds als liberaal gold, vertolkte hij hier standpunten die we eerder bij N-VA en VB aantreffen. Zo beklemtoonde hij de noodzaak voor Vlaanderen om een zelfstandige staat te worden wil het in de EU meetellen.

Eveneens nauw aanleunend bij het bekende Vlaamse volksnationalistische discours was het Elzassische regionalisme van Robert Spieler, voorzitter van Alsace d’Abord. Hij wilde niet dat de EU een soort natiestaat zou worden, met een gelijkgeschakelde bevolking, wel een confederatie van alle reëel bestaande Europese etnische gemeenschappen. Voor alwie niet verkocht is aan de corrupte en onverantwoordelijke EU-nomenklatoera was de EU-kritiek van Naets en Spieler eigenlijk de evidentie zelve.

Zwenking naar rechts?

Marcel Rüter

Het echte vuurwerk werd verwacht van de andere aangekondigde panelleden. Afgaande op de sprekerslijst had men kunnen zeggen dat de Delta-Stichting met dit congres een duidelijke zwenking naar rechts maakt. Het slotwoord, vroeger altijd door stichter Luc Pauwels, een bezadigd bedrijfsleider die elke zweem van extremisme en partijpolitieke associaties schuwde, werd nu gegeven door de Nederlandse zakenman en activist Marcel Rüter, een man met een veel scherper profiel. Deze liet het echter bij een algemene afronding en een voorspelbare maar vage oproep tot strijd voor de waarden die de andere sprekers beleden hadden.

In Pauwels’ tijd werd er nogal uitdrukkelijk afstand gehouden van de partijpolitiek en met name van het VB. Dit keer was er een opvallende aanwezigheid van VB-ers in de praktische congresvoering. Zo fungeerden VB-mandatarissen Francis Van den Eynde en Tanguy Veys als simultaantolk.

De echt rechtse ideoloog in het panel, en die zich ook complexloos als zodanig affirmeerde, was de Franse professor emeritus in de geschiedenis, Pierre Vial. Binnen het Franse “nieuw-rechtse” spectrum is hij zowat de tegenpool van Alain de Benoist, die een vriend is van Pauwels en een zeer regelmatige gast was op de vroegere Delta-congressen. De “vervanging” van de Benoist door Vial is misschien wel tekenend voor de veranderende tijden, zeker in het licht van de hernieuwd acute migratie- en integratieproblematiek zoals die via de rellen in Frankrijk weer de aandacht op zich vestigt. Van 1978 tot 1984 was Vial de secretaris-generaal van de GRECE, maar nadien scheidden hun wegen. Terwijl GRECE met de Benoist ideologisch naar het centrum bewoog, de “etnische optie” schuwde en de politieke dimensie helemaal in de schaduw van de louter intellectuele analyse zette, koos Vial juist voor een expliciet rechts politiek engagement, met name tegen de immigratie: hij trad in 1987 toe tot het Front National.

Hoewel hij als anti-bourgeois (begonnen als “niet-marxistisch socialist”) en vrijzinnige wat ongemakkelijk moest samenwerken met de typisch Koude-Oorlogse “Reagano-paapse” strekking in het FN, werd hij spoedig lid van het partijbestuur. Tijdens de breuk in de partijtop volgde hij Bruno Mégret naar diens nieuwe partij Mouvement National. Inmiddels had hij in 1995 echter een nieuw en partij-ongebonden forum opgericht, namelijk Terre et Peuple, een alternatief voor de GRECE als “metapolitieke” denk- en actiegroep. Het was als stichter-voorzitter van deze “Euro-identitaire” beweging dat hij het publiek in Antwerpen kwam onderhouden over “de Europese rijksgedachte”.

Als model voor een verenigd Europa noemen de diverse nieuw-rechtse kapelletjes eensgezind het middeleeuwse Heilige Roomse Rijk. Volgens Voltaire was die constructie “noch heilig, noch Rooms, noch een rijk”, maar dat laatste schijnt juist een van zijn aantrekkelijke punten te zijn. Het was, doceerde prof. Vial, een gedecentraliseerde ruimte, strategisch één maar cultureel divers en met volkomen respect voor de identiteit van de samenstellende delen. Hij hoopt dat dit historisch voorbeeld als inspirerende vonk kan dienen voor een nieuwe integratie van Europa tot een machtspolitieke en strategische eenheid die partij kan geven aan de VS en China, maar tegelijk een mozaïek van diverse etnische componenten die in hun eigenheid gevrijwaard blijven.

En wat zijn de grenzen van dat Europa? Voor Vial is dat “Eurosiberië”, dat gedeelte van het Euro-Aziatische werelddeel waar het blanke ras woont. Hij beklemtoonde dit en wou er volstrekt geen dubbelzinnigheid over laten bestaan: Europa is een raciaal gedefinieerd begrip, namelijk het woongebied van het blanke ras. Nou ja, minus de blanke gebieden in Amerika en Oceanië, louter om praktische redenen, maar het kernbegrip is dus zeker “ras”. Dat zou je de communautarist en multiculturalist Alain de Benoist niet horen zeggen: die demarkeerde zich van “oud rechts” met een “nieuw-rechtse” keuze voor cultuur in plaats van ras (wat hem dan van linkse zijde het contradictorische etiket “cultuurracist” opleverde). Je zou je kunnen afvragen wat er überhaupt nog “nieuw-rechts” is aan Pierre Vial, want zijn keuze voor ras als sleutel tot de geschiedenis en basis voor staatvorming is natuurlijk een 19de-eeuws ideaal, misschien wel rechts maar allerminst nieuw.

Eurazië

Ook aan de Russische spreker Aleksandr Doegin, stichter van de Eurazische Partij in 2001, werd bij voorbaat een hoog zwavelgehalte toegeschreven. Hij is voorzitter van de Doema geweest en fungeert nu als raadgever van president Vladimir Poetin. Geruchten doen de ronde over de macht van allerlei bizarre vormen van rechts-extremisme die in Rusland zouden floreren, getuige trouwens het aanzien dat nieuw-rechtse denkers die hier marginalen zijn, als Vial en Guillaume Faye, ginder genieten. De Doegin die we hier zagen, bleek echter een redelijk en overigens heel erudiet man.

Hij begon met een historische situering van het Eurazisme als leerstelsel. Het ontstond in kringen van de Russische Witte emigratie in de jaren 1920. Het ziet Rusland niet als een land maar als een beschaving, geen deel maar een zuster van de Europese beschaving, die zich ten onrechte de universele beschaving waant. Rusland is tevens een losgemeenschap van meerdere volkeren, noodzakelijkerwijze een rijk in plaats van een natiestaat. Anders dan bv. China, en anders dan het Europese imperium dat Pierre Vial zich voorstelt, is het Russische rijk niet op raciale homogeniteit gebaseerd.

Verrassing: deze vermeende rechts-extremist zette zich heel duidelijk af tegen het racisme, niet defensief (“ik ben geen racist, maar…”) doch als volkomen logisch sluitstuk van zijn visie op Rusland. En inderdaad, de Russische Federatie omvat tal van Aziatische volkeren, van Tataren en Kalmoeken tot Boerjaten en Jakoeten. Bovendien zijn de Russen vanaf de Wolga zichtbaar een mengras, blanken met in diverse mate Mongoolse trekken, echte “Euraziërs” tot in hun genen. Als man van de politieke praktijk heeft Doegin blijkbaar minder moeite met zulke onzuiverheden als Vial, die zijn hele leven in de oppositionele marge heeft doorgebracht.

Anders dan Vial zag Doegin Rusland toch liever als een apart rijk, bevriend maar zelfstandig, naast het Europese imperium. Maar aansluitend bij Vials moderne versie van de “rijksgedachte” beklemtoonde hij dat het woord “imperium” geen ondemocratische premoderne connotaties hoeft te hebben: “Un empire peut exister sans empereur.” In feite is dit zelfs een logische toepassing van wat ook in de middeleeuwen al een kenmerk van het Heilige Roomse Rijk was: de keizer was er helemaal geen absolute machthebber, veeleer een symboolfiguur aan het hoofd van een constructie met ruime machtsverdeling over de diverse bestuursniveau’s (subsidiariteit). Bovendien is het pre- en postmoderne rijk een veel betere garantie voor respect voor de minderheden, in tegenstelling met de moderniteit en haar homogeniserende natiestaat.

Zelf vraag ik me dan af waarom Vial en Doegin het brede publiek op het verkeerde been zetten door per se de premoderne term “imperium” te willen gebruiken, daar waar ze blijkbaar gewoon een “democratische federatie” bedoelen. Ik kan best begrijpen dat linkse meeluisteraars hierin toch een sinistere hang naar premoderne, predemocratische en met name imperialistische verhoudingen zouden vermoeden. Zo schetste Doegin een theorie van invloedssferen die me al te 19de-eeuws voorkomt. Volgens hem is Zuid-Amerika de natuurlijke invloedssfeer van de VS (zoals president Monroe al vond), Afrika van Europa, de Turkse en Iraanse wereld van Rusland, en Zuidoost-Azië van China en Japan. Sommige van de hier tot “invloedssfeer” gereduceerde naties zijn inmiddels wel ontwikkeld en ambitieus genoeg om daar anders over te denken.

En van ambitie gesproken: het was een beetje vreemd dat Doegin zo’n optimistische plannen ontvouwde voor de toekomst van Rusland, terwijl andere vrienden van Rusland eerder overmand worden door pessimisme als gevolg van de demografische implosie. Veelvolkerenstaat, jazeker, maar één waarin de Russen spoedig een minderheid zullen worden onder druk van de moslimse (Tataarse enz.) geboortecijfers en de Chinese immigratie. Hierover gaf Doegin alleen een geopolitiek commentaar: “Ik gruw van de idee dat Rusland moslim of Chinees zou worden, maar ook in dat geval behoudt het zijn Eurazische ligging en bijgevolg dezelfde rijksbelangen die Rusland vandaag heeft.” Geopolitiek, de idee dat ligging (bv. continentaal versus oceanisch) de politiek van een land determineert, is een oud-rechts stokpaardje maar gaat uiteindelijk minder over bloed dan over bodem.

Het was een interessant initiatief van de organisatoren om aan een vooraanstaand Russisch politiek denker en beleidsmaker een forum te bieden. Men kan echter niet zeggen dat zijn bijdrage iets veranderd heeft aan onze prognose voor de toekomst van Europa. Wellicht tot teleurstelling van een bepaalde Franse rechterzijde die Rusland als redder en als tegengewicht voor de boze VS ziet, zal het Rusland van Poetin en Doegin zich afzijdig houden van de EU. Deze zal op eigen kracht zal moeten in het reine komen met uitdagingen als Turkije en de immigratiestromen.